60.000 liter water per minuut

Voor het droogmalen van de Schermeer waren maar liefst 52 (!) watermolens nodig. In iedere rietgedekte molen, type achtkantige binnenkruier, bevond zich een enorm scheprad van zes meter doorsnee. Daarmee kon het polderwater ongeveer één meter omhoog gepompt worden, de zogenoemde opvoerhoogte.

Dankzij de zeilen kon de molenaar inspelen op de wisselvalligheid van de windkracht. En door het draaien van de kap kon hij het krimpen en ruimen van de wind te volgen. Want hoe beter hij de wind kon benutten, hoe meer water hij omhoog kon pompen.

Belangrijke verbeteringen

De roeden (de basis van het wiekenkruis), de as en het scheprad waren destijds allemaal van hout. Dat materiaal had een beperkte levensduur en zorgde voor een hoge kostenpost. Gelukkig zijn er door de eeuwen heen diverse technische verbeteringen aangebracht. De houten roeden en bovenassen zijn vervangen door (giet)ijzeren exemplaren vervangen. Vanaf 1850 werd een begin gemaakt met wat de belangrijkste verbetering bleek: het scheprad door een vijzel – een grootschalig project dat in totaal 25 jaar in beslag nam.

De techniek stond voor niets…
Dankzij die innovatie werd de drietrapsbemaling (met scheprad) van de binnenboezems vervangen door een tweetrapsbemaling (met vijzel). Bij een proef met de huidige Museummolen bleek namelijk dat de opvoerhoogte van een vijzel zoveel groter was dan die van een scheprad: de bemaling kon met twee molens – één trap – minder uitgevoerd worden. En omdat de vijzels zo goed werkten, werd het overschakelen op stoombemaling uitgesteld. Daarbij was windbemaling – aldus een rapport uit 1876 – veel goedkoper dan stoombemaling.

Elektrische bemaling
Omdat de loonkosten maar blijven stijgen en het Arbeidstijden besluit van 1915 de werktijden van de molenaars beperkte, besloot het polderbestuur in 1924 over te stappen op elektrische bemaling. Grootste voordeel daarbij was natuurlijk dat men niet langer afhankelijk was van de wind. En zo kwam het dat in 1929 de laatste molens buiten gebruik werden gesteld. Het water in de droogmakerij werd voortaan door drie elektrische gemalen (Emma, Juliana en Wilhelmina) op peil gehouden. Vele decennia later – eind vorige eeuw – werden deze vervangen door twee computergestuurde elektrische gemalen, die – volgens de geldende traditie – Beatrix en Willem-Alexander worden genoemd.

Het zijn maar werktuigen…
Omdat de molens ‘slechts’ werktuig waren, werd in 1929 besloten ze individueel te verkopen zodra ze niet meer bruikbaar waren. Geluk bij een ongeluk: in de Tweede Wereldoorlog werden enkele molens weer gebruiksklaar gemaakt om in geval van nood weer te kunnen malen – wat ook gebeurde. Daarna moest het waterschap begin jaren vijftig – met dank aan de Wet Bescherming Waterstaatswerken in Oorlogstijd (Wet BWO)- een aantal molens bedrijfsklaar houden. Ook werden twee molens in het kader van de woningnood behouden. Zo zijn uiteindelijk 11 iconen behouden gebleven, waarvan er 6 nog steeds ingezet kunnen worden voor de bemaling van de polder. Net als 400 jaar geleden.



Word vriend van de Schermer Molens!

Als Molenvriend ontvangt u het Noord-Hollandse molenkwartaalblad "Molenpost" en onze digitale nieuwsbrief. Voor slechts €20 per jaar bent u al molenvriend.